Minister Slob: aantal thuiszitters neemt toe


minister slob aantal thuiszitters neemt toe

Bij HBplus Dagbesteding in Hoogkarspel lijkt het aantal (dreigende) thuiszitters eindelijk te verminderen dankzij een goede samenwerking met scholen en hulpverleners in onze regio. Blijkbaar is dit landelijk (helaas) nog niet het geval. Ken je een (vermoedelijk hoogbegaafde) thuiszitter? Neem dan eens contact met ons op via info@hbcentrum.nl. We denken graag mee!

Bron: AOB.nl

In het toch al moeizame dossier ‘passend onderwijs’ heeft onderwijsminister Arie Slob weer een tegenvaller te verwerken. Volgens nieuwe cijfers is het aantal thuiszitters toegenomen, zo meldde hij vandaag in een debat met de Tweede Kamer.


In 2016 sloten de toenmalige staatssecretarissen Sander Dekker (onderwijs) en Martin van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en koepelorganisaties PO-raad en VO-raad een pact: in 2020 zitten er geen kinderen meer langer dan drie maanden thuis.

Ondanks de mooie woorden komt er weinig van terecht. Begin vorig jaar stond de teller nog altijd op vierduizend kinderen. En nieuwe cijfers stemmen Slob niet vrolijk: “Het beeld is niet goed. Het lukt gewoon niet om het aantal thuiszitters omlaag te krijgen, we zullen meer tijd nodig hebben.” In de loop van februari praat de Tweede Kamer, voorzien van actuele cijfers, hierover door tijdens een debat over onderwijs en zorg, waarbij ook minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid zal aanschuiven.

Gedachte
Het valt niet uit te leggen dat er zoveel thuiszitters zijn terwijl de financiële reserves bij samenwerkingsverbanden oplopen, mopperden Kamerleden. Slob kwam hen tegemoet: hij wil de reserves gaan begrenzen door een bandbreedte in te stellen. “Dat is een gedachte die mij zeer aanspreekt”, zei hij. Komend voorjaar komt hij met een voorstel. “Dat mogen wat mij betreft hele lage bovengrenzen zijn”, reageerde D66-Kamerlid Paul van Meenen, wijzend op de beperkte financiële risico’s die samenwerkingsverbanden in de praktijk lopen.

‘Voor de financiële reserves mogen dat wat mij betreft hele lage bovengrenzen zijn’

De veronderstelling van sommige Kamerleden dat de groeiende reserves zijn toe te schrijven aan de landelijke herverdeling van ondersteuningsbudgetten (verevening, in beleidstaal) – en dat alleen regio’s met groeiende inkomsten meer geld apart zetten – wordt door Slob tegengesproken. Ook een analyse van het Onderwijsblad ontkracht dat beeld. Samenwerkingsverbanden door het hele land zagen hun buffers toenemen. Ook in het zuiden en oosten, waar vanwege bezuinigingen de hand op de knip wordt gehouden.

In veel van die regio’s zijn scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs de afgelopen vier jaar flink gekrompen. Het aantal leerlingen in het (v)so daalde soms tot wel veertig procent. In het voortgezet onderwijs onderkent Slob “wel een beetje” een relatie tussen regionale afname van het speciaal onderwijs en de negatieve verevening. “In het primair onderwijs zien we op basis van wat we nu weten nog geen significant verband.” Naarmate de herverdeling – die stapsgewijs tot 2020 wordt doorgevoerd – verder wordt volbracht, zou die relatie sterker kunnen worden. Ook daarover wordt komend voorjaar een rapportage verwacht.

Basisondersteuning
Intussen probeert de minister medezeggenschapsraden meer grip te geven op de geldstromen in hun samenwerkingsverband, door een overzicht te publiceren van het beschikbare ondersteuningsgeld per school. De Kamer worstelt met de vraag hoe leraren meer regie kunnen krijgen in het vaak ondoorzichtige en bureaucratische passend onderwijs.